Gezondheid:
*Vaccineren
*Kattenziekte
*Niesziekte
*Felv(leukemie)
*Fiv(kattenaids)
*FIP (Feline Infectieuze Peritonitis)
*HCM (hypertrofische cardiomyopathie)
*PKD (polycystic kidney disease)
*CIN (chronische interstitiële nefritis)
Vaccineren:
Tegenwoordig wordt er veel onderzoek verricht of er niet teveel
wordt gevaccineerd. Veel dierenartsen zijn inmiddels overgegaan met een vaccinatieschema op maat afhankelijk van de leefomstandigheden van je kat.
Bij elke vaccinatie wordt er veel gevraagd van het afweersysteem en met name het component tegen kattenziekte.
De beschermingsduur van de componenten uit de zgn cocktails zijn niet hetzelfde. Voor niesziekte is de bescherming 1 jaar en voor kattenziekte is dit 3 jaar of zelfs langer. Dit betekent echter niet dat er helemaal niet meer gevaccineerd moet worden
want de voordelen van vaccineren zijn groter dan niet vaccineren. Kort gezegd beter voorkomen dan genezen, maar je kan wel kritischer gaan kijken wat voor schema van toepassing is op jouw kat in overleg met je dierenarts.
Als je een kleine cattery
hebt kan je zelfs overwegen in overleg met je dierenarts pas de vaccinatie tegen kattenziekte te geven met 12 weken.
Eerder dan 8/9 weken een vaccinatie geven heeft weinig zin. De kittens gaan hun immuunsysteem pas na 6 weken zelf opbouwen en voor
die tijd wordt het kitten beschermd door de moedermelk. Een vaccinatie eerder wordt teniet gedaan door de werking van de moedermelk. Daarom is het zo belangrijk kittens niet te vroeg in contact te brengen met andere volwassen katten. In deze periode zijn ze
erg vatbaar voor allerlei virussen. Volwassen katten hebben er meestal geen last van, maar voor een kitten kan het dodelijk zijn. Het immuunsysteem werkt bij een gezond kitten volledig tussen de 12 en 16 weken.
Katten die naar tentoonstellingen
gaan moeten elk jaar voor niesziekte en kattenziekte worden gevaccineerd. Dit is nog steeds verplicht. Ook als je kat in pension gaat is deze cocktail nog verplicht. Katten die naar het buitenland gaan moeten ook een rabiësenting hebben en dit het liefst
30 dagen voor vertrek. Een Rabiësvaccinatie kan gegeven worden vanaf 12 weken oud. De meeste landen hebben deze verplichting van 30 dagen. O.a. Groot Brittanië, Scandinavische landen, Australë en Nieuw Zeeland hebben afwijkende regels. Voor
recente ontwikkelingen per land kan je contact opnemen met een regiokantoor van de VWA. Telefoonnummer van het regiokantoor Zuid Holland: 078-6112100 en voor Belgie FAVV: 03 2022711
Kattenziekte:
Kattenziekte is een virusinfectie van het maagdarmkanaal. Dit virus tast het afweersysteem aan doordat de witte bloedcellen doodgaan.
De symptomen zijn hoge koorts, braken, bloederige diaree,
buikpijn en uitdroging. De overdracht van het virus gaat via braaksel en diaree.
Buitenkatten hebben meer kans met het virus te worden besmet doordat het virus makkelijk in de buitenlucht kan overleven. Ook binnenkatten lopen risico, maar minder dan
katten die buiten lopen. Je kan het aan je schoenen mee naar binnen nemen.
Overlevingspercentage is laag en bij kittens haast altijd dodelijk.
Diagnose kan gesteld worden via weefselonderzoek of testen die het virus in diarree kan aantonen.
Niesziekte:
Niesziekte kent vele vormen. De normale vaccinaties beschermen alleen tegen de meest voorkomende vormen
Herpes en Calicivirus.
Helaas zijn er ook andere virussen in omloop waar de enting geen bescherming voor biedt. Virussen zijn erg slim en muteren constant zodat er elke keer weer onderzoek moet worden gedaan of de vaccinatie wel voldoet en moet worden
aangepast. Daarnaast bestaan er ook vaccinaties tegen Bordetella en Chlamydia. De laatsten worden wegens vaak waargenomen bijwerkingen alleen toegepast bij katten die in grote groepen leven en als er dragers bekend zijn. Ook als de kat in pension moet is deze
vaccinatie te overwegen in overleg met de dierenarts.
Voor Herpes en het Calicivirus is de bescherming pas optimaal na 10/14 dagen na enten en voor Chlamydia is het 3 weken.
Ondanks de vaccinaties kan een kat toch niesziekte krijgen, dit is wel
in een milde vorm en zelden dodelijk.
Niesziekte is een besmettelijk virus (Herpes en Calicivirus) wat overgebracht wordt door niezen en speeksel.
Symptomen zijn niezen, snotneusje, zweertjes op de tong en opgezwollen slijmvliezen. In latere
stadia ook ontstoken ogen.
Doordat de neus verstopt is gaat de kat geleidelijk aan niet meer eten of drinken omdat dit is gelinkt aan het reukvermogen.
Als een kat niet kan ruiken eet of drinkt hij/zij niet. In dit stadium moet je goed oppassen
ivm uitdroging en proberen toch met een spuitje water wat vocht in het bekje te brengen en dan zeker om het uur anders bestaat de kans dat de kat aan het infuus moet.
Ondanks dat antibiotica niet werkzaam zijn tegen virussen wordt er toch gebruik van
gemaakt omdat er meestal toch een bacteriële infectie bijkomt.
Chlamydia is geen virus maar een bacterie. Deze vorm van niesziekte is wel te behandelen met antibiotica, maar vergt tijd.
Symptomen zijn hetzelfde als bij het Herpes en Calicivirus
maar bij Chlamydia zijn het vooral de ogen die aangetast worden.
Vaak ook maar 1 oog. Omdat de vaccinatie tegen Chlamydia een levende stof bevat en er stammen van deze bacterie in deze stof zitten om de kat immuun te maken heeft deze vaak bijwerkingen.
Het is zelfs mogelijk dat de kat tot 3 weken na de enting deze stammen kan uitscheiden.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan het toch gebeuren dat er een virus rondwaart in een cattery. Een virus kan zich snel verplaatsen, het zit aan je
schoenen, aan je kleren, bezoekers kunnen het meebrengen en het zweeft als het ware in de lucht.
FELV (Leukemia):
Feline
Leukemie Virus of Leucose FeLV is een virusziekte met dodelijke afloop. Het virus tast het immuunsysteem aan waardoor de kat gevoeliger is voor infecties. Het virus kan ook tumoren van de witte bloedcellen veroorzaken (Leukemie).
Het ziektebeeld wordt
meestal veroorzaakt door diverse infecties die telkens terugkomen. Als een kat geïnfecteerd is met het virus zit er vooral in de keel hoge concentraties van het virus. Het infecteren van andere katten gebeurt dan ook meestal door elkaar wassen en
samen eten uit de voer- en waterbakjes. Heel belangrijk is om te weten dat katten die in een groep samenleven en niet vechten toch kans hebben op besmetting als er een kat met het virus is besmet. Als er een nieuwe kat in de groep komt is het raadzaam deze
eerst op
FeLV en FIV te testen via de Snaptest. Hierbij wordt bloed afgenomen waarbij het virus in het bloed kan worden aangetoond. FeLV en FIV worden meestal gecombineerd in 1 test.
Katten die gezond en sterk zijn hebben meestal ook een goed
immuunsysteem en kunnen het virus overwinnen. Zij scheiden ook geen virus uit en worden er niet ziek van. Katten met een verminderde weerstand gaan het virus wel uitscheiden en worden drager genoemd.
Zij hoeven niet gelijk ziek te worden, maar in de
loop van tijd wel. We spreken dan over enkele maanden tot 3 jaar.
Ziekteverschijnselen kunnen zijn:
*Tumoren
*Bloedarmoede
*Koorts
*Sloomheid
*Verlammingsverschijnselen
*Vermageren - slecht eten
*Bacteriële infecties - tandvleesontstekingen - oogontstekingen - abcessen en huidontstekingen
De klachten
zijn afhankelijk welke organen zijn aangetast en waar de tumoren zich bevinden. De ziekte is helaas niet te genezen en katten die ziek zijn zullen uiteindelijk overlijden. Er is een vaccinatie beschikbaar, maar deze is niet 100% betrouwbaar. Ondanks de vaccinatie
kunnen katten toch de ziekte krijgen.
De meeste dierenartsen zullen deze ook niet geven alleen in risicogebieden en/of als er een kat rondloopt die besmet is.
FIV (kattenaids):
Feline Imunodeficientie Virus FIV is een virus dat voornamelijk wordt overgedragen door bloedcontact.
Vandaar ook genoemd kattenaids, het lijkt veel op de variant wat Aids veroorzaakt bij
de mens. Het komt het meest voor bij katten die buitenlopen en regelmatig vechtpartijtjes hebben. Ook bij dekkingen wordt er vaak gebeten in de nek waardoor de poes door de kater geinfecteerd kan worden.Ook bij FIV tast het virus het immuunsysteem aan waardoor
allerlei klachten waar worden genomen. Eigenlijk dezelfde klachten als bij FeLV beschreven. Zoals ook Aids bij de mens heeft FIV een aantal stadia.
Acute stadium: dit stadium kan zonder ziekteverschijnselen optreden, wat vage klachten
Asymptomatische
fase: geen ziekteverschijnselen, maar is wel drager en kan andere katten infecteren.
Dan een stadium waar symptomen elke keer terugkomen zoals koorts, geen eetlust, vermageren en oogontstekingen
Aids gerelateerd stadium: dit is het stadium wat opvalt
dat de kat echt niet in orde is en de verschijnselen steeds erger wordt zonder verbetering.
Uiteindelijk wordt het stadium bereikt wat erg veel op Aids bij de mens lijkt.
Hier worden de infecties niet meer overwonnen en ook zenuwafwijkingen worden
vaak waargenomen in dit stadium.
Katten met het FIV virus kunnen nog redelijk lang gezond en wel leven, dit komt doordat het jaren kan duren voordat de symptomen echt naar voren komen. Afhankelijk van weerstand en combinatie van medicijnen kunnen
zij nog enkele jaren een kwalitatief leven hebben.
Om de diagnose te stellen is bloedonderzoek nodig in de vorm van de Snap Combo test.
Net als bij FeLV kan deze test gelijk de diagnose stellen. Katten die binnen leven lopen niet zoveel kans de
besmetting op te lopen, maar catteries die regelmatig nieuwe katten aanschaffen worden wel aangeraden regelmatig te testen op FeLV en FIV.
FIP (besmettelijke buikvliesontsteking):
Feline Infectious Peritonistis:
Het onderzoek naar FIP is nog lang niet volbracht en er blijven nog genoeg vraagtekens over.
FIP valt onder het coronavirus ook genoemd FCoV.
Er bestaan 2 soorten, het feline enteric coronavirus (FECV) en feline infectious peritonitus virus (FIPV). Genetisch zijn ze identiek, maar hebben een verschillend effect op de kat.
Het coranavirus FECV is een onschuldig virus en komt veelvuldig voor.
In catteries en huishoudens met meerdere katten zijn 80/90 %
van de katten geInfecteerd met dit virus. De meerderheid van de katten blijft gezond. In een aantal gevallen kan FECV leiden tot FIP (FIPV).
Coronavirussen zijn virussen met een lang genoom
(de totale hoeveelheid genetische informatie in het chromosoom inclusief de genen en DNA volgorde).
Doordat dit genoom een aanzienlijke lengte heeft is dit gevoelig voor mutaties.
Er vinden dus mutaties plaats waardoor het coronavirus de kans krijgt
een ziekte te veroorzaken. Welke mutatie is (nog) niet bekend.
De infectie(FECV) begint in de darmen en wordt uitgescheiden via ontlasting. FIP ontstaat in een individuele kat omdat hun eigen FECV muteert.
Het virus(FIPV)tast het immuunsysteem
aan, het infecteert de witte bloedcellen en macrophages.
FIPV bevindt zich dan ook niet meer in de ontlasting en direct overbrengen naar andere katten komt dan ook zelden voor.
Zeker naar volwassen katten toe. Onderzoek heeft aangetoond dat er
2 patronen optreden: De meeste katten (70%)herstellen van de infectie maar worden niet immuun en worden weer ziek bij een volgende infectie en 15% wordt nooit beter en blijven het virus afscheiden, maar worden niet ziek.
Dit zijn de zgn dragers. En een
aantal katten krijgt het virus niet. Je kan niet via een test aantonen wie het virus heeft of niet.
De testen kunnen (nog) geen onderscheid maken of er sprake is van het FECV of het FIPV virus. Katten die ooit in aanraking zijn geweest met het coronavirus
zullen positief getest worden, dus testen zegt niets. Hopelijk komt er in de toekomst wel een test beschikbaar die het onderscheid kan maken.
Er zijn 2 verschillende vormen van FIP: de natte vorm en de droge vorm.
Bij de natte vorm is de kat
echt ziek en ondanks de antibiotica is er geen verandering.
De kat kan een opgezwollen buikje hebben doordat vocht zich in de buikwand nestelt. De kat is suf, eet niet en heeft hoge koorts.
Er is geen overlevingskans en de kat gaat meestal binnen
3 dagen tot 3 weken dood.
Bij de droge vorm is het nog moeilijker vast te stellen of de kat inderdaad FIP kan hebben.
De symptomen zijn vaag en sluimerend. Dit kan weken tot maanden duren. Een diagnose is alleen door middel van sectie vast te stellen.
Een dierenarts kan alleen een waarschijnlijkheidsdiagnose geven. Er zijn testen die het titergehalte in het bloed kunnen vaststellen waardoor FIP
aannemelijk kan worden.
Helaas is FIP altijd dodelijk. Onderzoek heeft ook aangetoond dat
ontwikkeling van FIP ook een genetische achtergrond kan hebben. Er zijn stambomen en informatie over de gezondheid van 10 generaties katten bijgehouden uit verschillende catteries.
Het blijkt dat erfelijkheid voor vatbaarheid van FIPV hoog is, ca. 50%.
Hierbij moet ook gezegd worden dat er ook een hoge vatbaarheid is voor andere virussen. Welke mutatie verantwoordelijk is voor FIPV is nog niet duidelijk, maar waarschijnlijk heeft het te maken met het 3c gen. Voordat je dat bij je eigen kattenpopulatie kan
vaststellen ben je een paar generaties verder. Wat ik vaak hoor in de fokwereld is, dat het aan die kater ligt of dat het in die lijn zit, maar mijn mening is dat je dat niet zomaar kan zeggen. Eerst moet je bijhouden of het bij het nageslacht van een bepaalde
kater of poes meer voorkomt dan normaal, eerder kan je daar niks over zeggen.
Kittens zijn het vatbaarst tussen de 6 en 12 weken. Daarvoor worden ze nog beschermd door de moedermelk. Het immuunsysteem gaat pas goed werken tussen de 12 en 16 weken. Daarna
wordt de kans kleiner dat ze geïnfecteerd worden door een ander.
Er blijft echter een klein risico bestaan.
Het is gebleken dat de mutatie tot FIP het meest voorkomt bij kittens tot 2 jaar, na 1 jaar is het risico al wel lager en bij
oudere katten boven de 10 jaar(verminderde weerstand). Stress lijkt een voorname reden te zijn voor de ontwikkeling van FIP. Hierbij kan je denken aan verhuizing naar het nieuwe huis, ontmoeting met andere katten en/of honden, show enz.
Heel belangrijk
om te weten: zeg nooit mijn katten krijgen/hebben geen FIP. Elke cattery krijgt er ooit mee te maken.
Zolang er nog geen betrouwbare vaccinatie bestaat moeten we het doen met wat we op dit moment weten en onze maatregelen nemen de risico's zo laag mogelijk
te houden.
HCM (Hypertrofische Cardiomypatie):
Inmiddels is er een DNA test beschikbaar voor HCM. Het gaat over
1 gen dat gevonden is. Dus testen op HCM met ECHO blijft heel erg BELANGRIJK!!
HCM is de afkorting voor Hypertrofische CardioMyopathie. Dit is een aandoening van de hart spier, die gekenmerkt wordt door het dikker worden van de hart spier. Deze aandoening
kan zowel verkregen zijn (bijv. door een te hard werkende schildklier) maar ook erfelijk.
De erfelijke vorm van HCM leidt meestal al op jonge leeftijd tot problemen (<2 jaar), maar ook kennen we katten die een geleidelijker ziekteverloop hebben.
Bij de erfelijke HCM zijn de spier vezels op microscopisch niveau afwijkend en functioneren niet normaal. Uiteindelijk leidt dit tot een gestoorde werking
van het hart. Katten kunnen acuut dood neervallen of symptomen ontwikkelen als benauwdheid, slecht
eten, vermageren, achterhands verlamming.
Bij de Maine Coon is al redelijk wat onderzoek gedaan en hier lijkt HCM autosomaal dominant over te erven. Of dit bij andere katten en bij alle Maine Coon's zo is, weten we niet. Waarschijnlijk zijn er, in analogie
naar de mens, meerdere genen die HCM kunnen veroorzaken. HCM kan bij alle ras katten voorkomen. “Bekende rassen” zijn o.a. de Maine Coon, Brits Korthaar en Ragdoll.
Echter ook bij andere rassen komt het voor, maar omdat daar vaak nog
beperkt getest wordt en ook niet altijd sectie wordt gedaan, is hier nog weinig informatie over beschikbaar.
HCM kan onderkend worden met een echografisch onderzoek. Een negatieve test (normaal beeld) is helaas geen garantie voor “HCM vrij”
zijn.
Hoe ouder de kat is bij een test, des te meer waarde heeft een negatieve test. De meeste katten met HCM ontwikkelen dit nl. meestal op jonge leeftijd.
Het meest ideale zou dus zijn om ouders, grootouders en overgrootouders te testen. Daarnaast
moet zoveel mogelijk sectie gedaan worden bij katten die onverwachts overlijden. Op deze manier moet het mogelijk zijn om bepaalde lijnen in kaart te brengen.
Voor dieren waar actief mee wordt gefokt, geldt een advies om de HCM test jaarlijks te
herhalen.
Voor dieren die niet meer actief in de fok zijn, maar wel nakomelingen hebben, is het test advies 2-jaarlijks.
1 is een normaal hart en 2 is een HCM positief hart
PKD:
PKD is een afkorting van Polycystic Kidney Disease. Dit is een erfelijke aandoening die bij katten voorkomt. Bij dieren die deze
afwijking hebben, zijn in beide nieren meerdere cysten (=holtes met vloeistof) aanwezig. Kenmerkend is dat zowel het aantal cysten, als de omvang van de cysten toeneemt met de leeftijd. Klachten ontstaan dan ook meestal pas op middelbare-oudere leeftijd. Dan
pas zijn er zoveel cysten en zulke grote cysten dat het normale nier weefsel in zijn functie tekort gaat schieten. Er ontstaan dan symptomen als veel drinken en plassen, slecht eten, vermageren, braken.
Er zijn duidelijke verschillen tussen de rassen.
Bij de Perzische kat komt PKD het meeste voor (naar schatting heeft in Nederland ongeveer 1/3 van de Perzen populatie deze aandoening), maar ook bij rassen waar Perzen in zijn gefokt, zoals bijv. Britse Korthaar, komt PKD voor.
PKD erft dominant
over. De minimum leeftijd om te testen is 6 maanden. D.w.z., men kan wel eerder testen, maar bij een PKD negatieve uitslag, heeft dit nog beperkte waarde. Het onderzoek moet dan ook herhaald worden. Vanaf een leeftijd van 10 maanden is de betrouwbaarheid van
een onderzoek ongeveer 95%. Een PKD onderzoek hoeft in principe niet herhaald te worden (tenzij bij bepaalde dubieuze gevallen, of bij dieren jonger dan 6 maanden).
Normale nier
Nier PKD postief
CIN:
CIN is een andere nier afwijking die met een PKD test onderkend kan worden. CIN betekent chronische interstitiele nefritis; dit is een
chronische ontsteking van het tussen weefsel in de nieren, wat leidt tot bindweefsel toename. In de volksmond wordt dit ook wel schrompel nieren genoemd. Het leidt tot klachten omdat er steeds minder gezond nier weefsel overblijft. De klachten kunnen zijn:
veel drinken en plassen, slecht eten, braken, vermageren, slechte vacht. Bij bloedonderzoek worden in een later stadium ook meestal verhoogde nier waarden (ureum en kreatinine) gevonden. Vaak wordt de ziekte klinisch duidelijk als de nieren zwaarder belast
worden. Vandaar dat het vaak duidelijk wordt als een poes drachtig is of kort geleden bevallen is. De ziekte komt echter bij poezen en katers voor.
CIN kan verkregen zijn (meestal bij oudere dieren) maar ook erfelijk (dan meestal al op jonge leeftijd
te onderkennen). Tot op heden is CIN vooral gevonden bij de Ragdoll. Er zijn echter gegevens die er op duiden dat ook bij andere rassen dergelijke problemen voor kunnen komen. Bij de Ragdoll zijn heel duidelijk familiare verbanden aanwezig, daarmee is erfelijkheid
dus zeer aannemelijk. Hoe de overerving is, is nog niet duidelijk. Hoe meer getest wordt en hoe meer informatie beschikbaar komt, des te beter kunnen we hier inzicht in krijgen.
Bij echografie kan het volgende gevonden worden: de nieren zijn abnormaal
van vorm met een onregelmatig oppervlak. Vaak is één of beide nieren te klein. De schors van de nieren (buitenste weefsel laag) wordt vaak breder, witter en vlekkerig. Het merg (binnenste weefsel laag) is moeilijker te herkennen. Ook dit zijn
weer veranderingen die (zeker in een beginstadium) alleen door een geoefend onderzoeker vastgesteld kunnen worden.